Mozambiquesijzen en Edelzangers
de Pavarotti’s in vogelland.
een kweekverslag door Hans de Vries
Daar waar door kwekers van tropische vogels nogal eens wordt gesproken over ‘kanarieboeren’ als zij het hebben over hun collega’s die zich met de kanariekweek bezig houden, zo schijnt er ook enige vorm van rivaliteit te bestaan tussen de kanariemensen onderling.Zo heb ik al eens gehoord hoe sommige kleurkwekers soms wat geringschattend spraken over de handel en wandel van hen die zangkanaries houden en natuurlijk ook wel anders om.Bij de tropenmensen komt dit gekrakeel minder voor. Hoewel, iemand die zich uitsluitend tussen de zebravinken bevindt wordt al vrij snel gevraagd of ‘het verder nog goed met hem gaat’. Meldt deze zebraboer dat hij zangvogels gaat kweken dan is de reactie weer anders: “Ga jij zangkanaries kweken, val je van je geloof af?” Nou nee, dat doe ik niet, zebravinken zullen altijd wel mijn hokken blijven bevolken. Misschien wel iets minder. Bovendien, er zijn meer vogels dan kanaries die kunnen zingen. Iedere vogelgek komt op zeker moment een vogel tegen waarvan hij zegt: “Dit is het helemaal, dit wil ik ook in m’n volière hebben.” Bij kwam dit moment eigenlijk al een jaar of tien geleden. Op een tentoonstelling ergens in Gelderland was een stam Mozambiquesijsjes ingezonden. Ik weet niet eens meer of de vogeltjes in de prijzen waren gevallen, maar dat was voor mij ook niet belangrijk. Ik werd namelijk enorm getroffen door de zang van dit goudgele kwartet. Ze gaven een fantastisch concert weg en vele bezoekers bleven in de buurt van die kooien even staan. Prachtig, zang gekoppeld aan kleur, wat wil je nog meer? Voor mij stond het meteen vast: deze vogeltjes wil ik ook kweken. Gek eigenlijk, want ik zag deze vogelsoort echt niet voor het eerst. Laten we eerlijk zijn, op praktisch elke vogelmarkt kom je ze tegen, jaar in jaar uit, en erg duur zijn ze ook niet. Misschien dat ze om deze reden verhoudingsgewijs weinig worden gefokt? In ieder geval, het jaar daarop – het was voorjaar 1992 – kocht ik een koppeltje Mozambiquesijsjes en plaatste dit in mijn goed begroeide volière.
Insiders hadden gezegd dat ik het eerste jaar nergens op hoefde te rekenen en dat gebeurde dan ook. Sterker nog, in de herfst ging de man dood en daar zat ik dan. “Geeft niks” dacht ik, “volgend jaar kopen we weer een man en proberen het opnieuw, mannen genoeg nietwaar?” Om de pop wat gezelschap te geven plaatste in een Edelzangerman bij haar in de volière. Het was inmiddels november en het weer was opvallend zacht voor de tijd van het jaar. Nou, dat hebben de vogels ook gedacht want binnen korte tijd hadden ze een nestje gebouwd. Daar zat ik nu niet bepaald op te wachten want de winter stond voor de deur en een eventueel legsel zou het dan zeker niet overleven. Ik besloot het koppel uit te vangen en plaatste de vogels in een kooi van ongeveer 120 cm lengte. De temperatuur in m’n hok ligt altijd rond de 20 graden en het aantal lichturen staat op 15. Nestkastje opgehangen en afwachten dan maar. En waar ik op had gehoopt gebeurde. Het popje legde 3 eitjes waarvan 2 bevrucht bleken te zijn. Het broeden gebeurde voornamelijk door de pop, terwijl het mannetje haar regelmatig van voer voorzag. En na 12 dagen broeden kwamen de jonge bastaarden uit het ei. Het voeren kwam volledig voor rekening van de pop; zodra de man in de beurt kwam werd hij weggepikt. Misschien had ik hem beter uit de kooi kunnen halen want op de vierde dag voltrok zich een drama.
Toen ik rond acht uur ’s morgens in het hok kwam hoorde ik de pop hevig te keer gaan. Zij achtervolgde de man door de hele kooi en van redding was geen sprake meer. Het mannetje was dermate gewond dat hij binnen een uur dood was. Ook een van de jongen lag dood op de bodem van de kooi. Na enige tijd was de rust weergekeerd en werd het overgebleven jong ook weer gevoerd. Op de zesde dag heb ik het geringd en op de 18e dag werd het nest verlaten. De vogel groeide voorspoedig op en kwam ook vrij snel door de rui. Het bleek een mannetje te zijn met de kleur van de Edelzanger en de tekening van z’n moeder, de Mozambiquesijs. Hij verhuisde al snel naar de buitenvolière en verraste een ieder met zijn uitzonderlijk mooie zang. Zo welluidend en fraai, dat hij voortaan met de naam Pavarotti door het leven ging.
Op de Nat.TT van Natuurzang werd hij als zijnde ‘ongewenste bastaard’ weggekeurd maar tijdens Friese Kampioenschappen in Lemmer behaalde hij z’n Bondskruis. De rest van z’n leven sleet hij als topzanger in de volière. Hij vermaakte velen met z’n zang maar was niet bepaald vriendelijk voor andere vogels. In maart 2000 liet hij het leven.
Inmiddels zijn we in januari 2001 beland en van mijn pogingen om Mozambiquesijsjes te fokken was nog steeds niets terechtgekomen. Bij toeval kon ik echter een paar fraaie exemplaren bemachtigen. Twee mannen en een pop, duidelijk overjarige vogels en in goede conditie. Begin februari werd het spannetje opgekooid, dit maal in een broedkooi van 60 cm. Al vrij snel was het nestje klaar en werden er 3 eitjes gelegd, die na 12 dagen broeden uitkwamen. Toen de jongen 2 dagen oud waren herhaalde zich het drama van 1993: de man lag ’s morgens met een ingepikte schedel op de bodem van de kooi. Wat had ik verkeerd gedaan? In de literatuur kon ik geen antwoord op deze vraag vinden en andere fokkers wisten het ook niet. “Waarschijnlijk heb je een heks van een pop’ werd gesteld en men adviseerde de man weg te halen voordat de jongen geboren zouden worden. Waarschijnlijk was het puur ouderinstinct wat de pop ertoe aanzette iedereen in de buurt van het nest aan te vallen, zelfs het mannetje. In ieder geval, van het nestje zijn twee jongen probleemloos volwassen geworden, een mannetje en een popje. En daarmee is in feite voldaan aan mijn doelstelling, eigen gekweekte Mozambiquesijsjes in de volière kunnen bewonderen. Maar het popje was nog niet uitgelegd. Ongeveer een week nadat de jongen in een vluchtje waren geplaatst werd het nest voor een nieuwe ronde in gereedheid gebracht. Voorzichtig geworden plaatste ik een mannetje in een apart kooitje, dat aan de tralies van de broedkooi werd gehangen. Het heertje sloofde zich verschrikkelijk uit, zijn gezang was huizenver te horen! Na een paar dagen nam ik waar dat hij het popje voerde en toen durfde ik het aan om hem bij de pop te plaatsen. En het ging wonderwel goed. Tot de vijfde dag; op een avond zat hij met bebloede kop in een hoek van de kooi. Natuurlijk werd hij meteen apart gezet en na een paar dagen knapte hij weer op. U begrijpt dat de lol er een beetje af was en de pop werd naar een andere vlucht verbannen, waarin zich dus geen soortgenoten bevonden.
De zomer verstreek en het was inmiddels augustus geworden toen ik contact waarnam tussen de ‘heks’ en een Edelzanger-heer uit een andere kooi. Het was een roepen over en weer en ineens wist ik het: het wordt tijd voor een nieuwe ‘Pavarotti’ ! Waarom niet? De pop werd in haar oude broedkooi gezet, een nestje werd opgehangen en de Edelzanger kreeg een plaatsje aan de tralies. De pop inspecteerde het nestje en de man sprong driftig heer en weer met wat dorre grassprieten in de snavel. Na enkele dagen werd het huwelijk gesloten en op 23 augustus lag het eerste eitje in het nest. En deze keer werd het een netjes huwelijk; op een enkele kloppartij na ging alles goed en op 6 september lagen er drie jonkies in het nest. Ze sperden goed en de keeltjes waren prachtig rood. En wat belangrijker was, tussen de ouders bleef het goed gaan. Het mannetje bevoorraadde het popje en deze schoof het voer door naar de jongen. Mijn opfokvoer bestaat uit een mengsel van fabrieks-opfokvoer, Rusk en gekiemde zaden (eigen mengeling). Als levend voer verstrek ik buffalowormpjes. Vanaf de eerste dag (10) tot de tiende dag (40) telkens iets meer en na de tiende dag steeds wat minder. Tegen de tijd dat de jongen uitvliegen (18e dag) krijgen ze om de dag nog een paar. Ik verstrek naast mijn standaard tropenmengeling ook nog een mengeling zaden dat bestaat uit gele gierst, rode gierst, Japanse millet, klaverzaden, fijne onkruidzaden en vooral graszaden.
Nu ik dit artikeltje zit te schrijven zijn de jongen 24 dagen oud. Ze scharrelen wat over de bodem van de kooi en beginnen hier en daar al een zaadje op te pikken. Voor de rest worden ze nog uitstekend door moeder verzorgd en ik verheug me op de dag dat ik weer van hun prachtige zang kan genieten. Tenminste, als er een mannetje bij zit. Oh ja, voor alle zekerheid heb ik pa Edelzanger op de dag dat de jongen uit het nest kwamen, verplaatst. Je weet maar nooit.