Voeding algemeen
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Mineralen
Vitaminen
Water
Vogelzaden
Kiemzaad voor grote parkieten
Misschien is het niet teveel gezegd, als we beweren dat negentig procent van de ziekten van vogels veroorzaakt worden door gebreken in de voeding. Want niet alleen kan een verkeerde voeding leiden tot typische gebreksziekten, ze veroorzaakt ook een verzwakking van de lichamelijke toestand die de weg effent voor vele andere ziekten. Het komt maar zelden voor, dat volièrevogels te weinig voedsel krijgen. De vogelliefhebber pleegt zijn vogels niet op een in grammen uitgedrukt voederrantsoen te stellen. Maar toch kunnen bij een overvloedige voeding de stoffen ontbreken die de vogel voor zijn gezondheid absoluut nodig heeft.Die noodzakelijke stoffen kent iedereen, het zijn eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen, vitaminen en water. Deze stoffen vinden we in alle soorten voedsel, maar we treffen niet al deze stoffen in alle soorten voedsel aan en ook de hoeveelheden verschillen. Er is praktisch geen enkele voedingsstof aan te wijzen, die van de genoemde voedingsstoffen de hoeveelheden bevat, die voor het onderhoud en de groei van het lichaam noodzakelijk zijn en daarom moeten mens en dier dan ook verschillende soorten voedsel gebruiken.
Het voedsel van de volièrevogels moet dus ook bestaan uit een mengsel van verschillende soorten voedsel, die samen alle noodzakelijke voedingsstoffen en in de juiste hoeveelheden bevatten. De moeilijkheid daarbij is, dat de vogelliefhebber rekening heeft te houden met de wensen van vele soorten vogels. Hij moet aan zaadeters en aan vruchten‑ of insecteneters een menu kunnen verschaffen, dat rekening houdt met hun behoefte aan de verschillende voedingsstoffen en het is daarom gewenst, dat hij iets van deze voedselstoffen in het algemeen en van vogelvoeders in het bijzonder weet.
Eiwitten
We hebben al opgemerkt, dat van de voedingsstoffen geen enkele stof ontbreken mag. Van deze stoffen is het eiwit het belangrijkste voor de bouw en instandhouding van het lichaam en de voorziening van warmte en energie. Eiwit vormt het voornaamste bestanddeel van het vogelei; het moet aanwezig zijn in het voedsel van de jonge vogel en gedurende het hele leven heeft de vogel dagelijks een hoeveelheid eiwit nodig. Het is noodzakelijk voor de spieren, de longen, het bloed, de veren en de huid. Met uitzondering van de beenderen is er geen deel van de vogel dat niet van eiwit afhankelijk is. EIWITGEBREK IS EEN VAN DE VOORNAAMSTE OORZAKEN VAN DE STERFTE VAN VOGELS IN DE VOLIÈRE. Het is een gevolg van een ondeskundige en onjuiste voeding. Men neemt aan, dat ongeveer twaalf procent van het voedsel van een volwassen vogel uit eiwit dient te bestaan en dat de behoefte aan eiwit bij jonge vogels nog groter is.
Wat zijn eiwitten eigenlijk?
Chemisch bestaan eiwitten uit verbindingen van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. Eiwitmoleculen die uit deze vier elementen zijn opgebouwd bevinden zich in min of meer grote aantallen in het voedsel van mens en dier en we vinden ze in alle zaden en andere voedingsstoffen die we aan onze volièrevogels plegen voor te zetten. Eiwitten zijn het zuiverst aanwezig in het wit van het ei, dat uit zuiver eiwit plus water bestaat. Alle eiwitstoffen zijn opgebouwd uit zgn. aminozuren en tijdens de spijsvertering worden de eiwitmoleculen door de enzymen o.a. pepsine weer in deze aminozuren veranderd. Deze aminozuren belanden in het bloed en ze kunnen daaruit overal waar het lichaam eiwitten nodig heeft, weer in eiwitten worden omgezet. Van die aminozuren kent men er thans vier en twintig, maar gelukkig hebben onze vogels deze aminozuren niet allemaal nodig, maar kunnen ze met een tiental volstaan en hebben ze bovendien het vermogen om bepaalde noodzakelijke aminozuren uit de niet noodzakelijke te maken. Uit de wetenschap dat het ei voor een groot gedeelte uit eiwitten bestaat en dat voor de opbouw van het vogellichaam eiwitten nodig zijn, kan de vogelliefhebber concluderen dat er in de legtijd en in de jeugd van de vogel een nog grotere behoefte aan eiwit bestaat dan normaal al het geval is. Nu is het zogenaamde dierlijke eiwit het gemakkelijkst opneembaar, juist omdat het is opgebouwd uit de aminozuren die het dier nodig heeft. De vogel weet dat als het ware onbewust en we zien dan ook, dat vele zaadetende vogels in de broedtijd overschakelen op een menu, dat meer dierlijke eiwitten bevat. Voor de vogel is het opnemen van dierlijke eiwitten in de broedtijd zo urgent, dat ze in vele gevallen geen kans zien, zonder deze eiwitten hun jongen groot te brengen. Gelukkig voor de zaadetende vogels bevatten ook allerlei zaden eiwitten en de pure zaadeters zien wel kans om de nodige aminozuren daaruit te halen.
Hier volgt een lijstje van voedingsmiddelen met hun eiwitpercentages en daarnaast een lijstje van vogelzaden en hun eiwitpercentages:
eieren (wit en geel) 12 % witzaad 13,5 %
brood (volkoren) 7 % raapzaad 19 %
melk 3 % lijnzaad 1,5 %
mager vlees 21 % millet 15 %
aardappelen 2 % negerzaad 17,4 %
soyameel 35 % hennepzaad 16,2 %
diermeel 47 % gerst 8,7 %
Men ziet, bij een vergelijking komen de vogelzaden er nog niet zo slecht af en het is dan ook duidelijk, dat de zaadetende vogels aan een mengsel van dergelijke zaden voldoende hebben,
te meer omdat de dagelijks benodigde hoeveelheid eiwit, in grammen uitgedrukt, bij vogels maar zeer gering is, vermoedelijk minder dan 1/10 gram voor een kleine volièrevogel. Dat betekent dus, dat een kanarie die een gram witzaad of een halve gram raapzaad per dag zou eten, in alle geval genoeg eiwit zou krijgen. We kunnen het ook anders stellen en wel in de vorm van een percentage van het totaal benodigde voedsel. Voor vogels bedraagt dit gemiddeld twaalf procent, in de ruitijd circa veertienprocent en in de broedtijd gemiddeld achttien procent. Voor sommige, veel eieren producerende vogels, stelt men het zelfs op twintig procent. Bij die eiwitpercentages van zaden dienen enkele bemerkingen te worden gemaakt.
Op de eerste plaats is de eiwitvoorziening door middel van het plantaardige eiwit uit deze zaden eenzijdig, omdat het niet alle noodzakelijke aminozuren bevat. Daarom is een aanvulling met andere soorten en vooral met dierlijk eiwit gewenst en daarom geeft een verstandige vogelliefhebber zijn vogels ook groenvoer en dierlijk eiwit in de vorm van ei, meelwormen, miereneitjes enz. Insecten en vruchteneters, die een ander spijsverteringsstelsel hebben, zijn nog veel meer op dit dierlijk eiwit aangewezen, omdat hun spijsverteringsorganen geen kans zien, uit een menu van zaden alleen de nodige aminozuren te verkrijgen.
Er moet nog even worden opgemerkt, dat de bovengenoemde eiwitpercentages zijn berekend bij verse voedingsmiddelen en zaden.
Koolhydraten
Het tweede belangrijke bestanddeel van het voedsel van vogels wordt gevormd door de koolhydraten. Koolhydraten zijn chemische verbindingen van koolstof, waterstof en zuurstof. Een van de bekendste is de vrij eenvoudig samengestelde glucose (C6 H 12 06) die door de fotosynthese in planten ontstaat. De plantaardige koolhydraten worden in de plant opgebouwd, waarbij ze gebruik maken van de zonne-energie. Koolhydraten komen voor in de vorm van suiker en zetmeel en we vinden ze in deze vorm terug in het voedsel dat onze vogels eten. Denk maar eens aan het „nootzoet raapzaad” dat z’n naam dankt aan de suikers die het bevat. Het zetmeel uit de zaden wordt niet rechtstreeks door het lichaam opgenomen, omdat het eerst moet worden afgebroken tot kleinere moleculen. Dit geschiedt onder andere door het ptyalase uit het speeksel en de afscheidingsproducten van de alvleesklier.
Het afgebroken zetmeel wordt in de dunne darm in het bloed opgenomen en vandaar naar de weefsels gevoerd, waar het de verbranding in stand houdt en zo voor warmte en energie zorgt. Een teveel aan koolhydraten in de vorm van suiker wordt opgeslagen in de lever en van daaruit wordt het gedistribueerd naar die plaatsen van het lichaam waar erom wordt gevraagd. Een teveel aan zetmeel kan ertoe bijdragen, dat er zich teveel vet vormt en dat zal vooral geschieden, als het lichaam door een geringer verbruik van koolhydraten een teveel van deze stoffen krijgt.
Om een goed gebruik van de koolhydraten te bevorderen is het daarom gewenst, dat de vogels veel beweging krijgen. Vandaar dat de vogelliefhebber zijn vogels bij voorkeur moet onderbrengen in ruime kooien en volières om ze in staat te stellen door veel beweging tot een royaal verbruik van koolhydraten te komen. Ook de cellulose, de voornaamste bouwstof van planten en de chitine van dierlijke celwanden, waarvan o.a. de huid van de insecten is opgebouwd, is uit zetmeel gevormd, maar het wordt tijdens de spijsvertering maar zeer moeilijk afgebroken. Het verlaat na de spijsvertering het vogellichaam dan ook vrijwel onveranderd.
Het voedsel dat we aan onze vogels voorzetten, moet dus koolhydraten bevatten omdat de verbranding tot op grote hoogte van deze koolhydraten afhankelijk is. Nu zijn deze koolhydraten rijkelijk in het vogelvoedsel aanwezig, in de zaden en vruchten, in het groenvoer en in het dierlijk voedsel.
Zo zijn bijvoorbeeld bij de gebruikelijke vogelzaden de percentages witzaad 50.8, millet 60.4, raapzaad 10.4, negerzaad 17, lijnzaad 17.5, hennepzaad 15.8
Vetten
Tot op zekere hoogte vervullen vetten dezelfde taak als de koolhydraten. Ze zijn dus de leveranciers van de brandstoffen of liever gezegd, het zijn de brandstoffen die warmte en energie leveren aan het vogellichaam. Daarnaast hebben vetten nog een belangrijke taak; ze zijn de dragers van de vitaminen A en D en van het vruchtbaarheidsvitamine E. Afgezien daarvan heeft men zich wel eens afgevraagd of vetten noodzakelijk zijn of niet. Ze hebben de dubbele verbrandingswaarde van koolhydraten en ze zouden dus door een dubbele hoeveelheid koolhydraten vervangen kunnen worden. Toch zouden we de vetten echter niet graag missen. Ze leveren immers warmte en energie in een meer geconcentreerde vorm en het vet vormt een beschermend laagje onder de huid en rondom de belangrijke organen. Vetten hebben vooral in de winter nog een ander voordeel. De vertering van vetten geschiedt namelijk langzamer dan die van de koolhydraten; vogels hebben voor de vertering van het vet ruim tweemaal zoveel tijd nodig. In de lange winternachten is het dus goed, dat een vogel over vet beschikt, omdat hij er langer mee toe kan.
Hier volgen de percentages vet van enige voedingsstoffen en zaden van vogels:
witzaad 5
tarwe 1.2
raapzaad 40.2
klaver 0.34
lijnzaad 40.8
soyameel 6
millet 5
gerst 1.4
negerzaad 32.5
haver 2.7
hennepzaad 32.2
De „vette zaden” kan men hier duidelijk aanwijzen. Het is dus gewenst, van deze vette zaden in de winter grotere hoeveelheden te geven dan in de zomer.
Mineralen
Mineralen hebben alle levende wezens nodig, planten zowel als dieren. De hoeveelheden zijn echter maar zeer klein. Desondanks spelen ze een gewichtige rol, omdat het ontbreken ervan de oorzaak kan zijn van storingen van het organisme, ziekte en dood. Bij dieren en dus ook bij vogels, speelt de kalk een voorname rol omdat het een hoofdbestanddeel van de beenderen is en omdat ook de eischaal geheel uit kalk bestaat. Naast kalk is er fosfor nodig, omdat de beenderen zijn opgebouwd uit calciumoxide en fosforoxide, stoffen die in het calciumfosfaat te vinden zijn. De vogelliefhebber moet zijn vogels het gehele jaar door calciumfosfaat ter beschikking stellen. Hij kan dit het beste doen, door verschillende soorten kalk, grit, eischalen en sepia door elkaar te mengen, omdat hij dan niet alleen zeker is van een goede kalkvoorziening, maar ook omdat hij dan tevens andere mineralen verstrekt, die zich in deze stoffen bevinden. Mineralen als ijzer, kalium en magnesium die in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn, vinden we in allerlei soorten groenvoer, zaden en dierlijk voedsel.
Mineralen komen dus voor in het gebruikelijke vogelvoedsel en wanneer dit voedsel bestaat uit een mengsel van zaden en daarnaast groenvoer, dierlijk voedsel en grit wordt verstrekt, behoeft men zich over deze mineralen niet veel zorgen te maken.
Met de vitaminen is de vogelliefhebber thans wel vertrouwd. We weten dat vitaminen organische stoffen zijn die verschillen van de tot nu toe genoemde eiwitten, koolhydraten en vetten. Ze komen in kleine hoeveelheden in de verschillende voedingsmiddelen voor en ze hebben voor het organisme een grote betekenis, omdat het ontbreken ervan de groei en andere belangrijke functies van het organisme kan beletten of vertragen. Bekend mag worden verondersteld, dat het ontbreken van bepaalde vitaminen in het voedsel aanleiding geeft tot het ontstaan van ziekten als pellagra, scheurbuik, nachtblindheid, rachitis en beriberi bij mens en dier. Men weet ook, dat na de ontdekking van het eerste vitamine vitamine A genoemd een respectabele rij andere vitaminen zijn gevolgd. De belangrijkste zijn de vitaminen A, B, C, D en E waarvan het vitamine B uit een hele groep vitaminen bestaat.
Het vitamine A is noodzakelijk voor de groei; het voorkomt nachtblindheid en het wordt o.a. aangetroffen in levertraan, groenten, melk, peen enz.
De B-groep bestaat uit een twaalftal vitaminen, waarvan de meeste worden aangetroffen in gist, lever, levertraan, melk, vlees en bruin brood.
Vitaminen van de B-groep bevorderen de vertering van koolhydraten; ze bevorderen voorts de groei en voorkomen pellagra en bloedarmoede.
Het vitamine C kan de vogel zelf produceren. Het wordt voorts aangetroffen in verse groenten, sinaasappelen en citroenen.
Vitamine C verhoogt de weerstand en het is noodzakelijk voor een vlotte genezing van wonden.
Het vitamine D wordt onder invloed van het zonlicht in het vogellichaam gevormd. Het wordt bovendien aangetroffen in levertraan en melk en het is noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling van het beenderstelsel, omdat calcium alleen met behulp van het vitamine D in de bloedbaan kan worden opgenomen. Het vruchtbaarheidsvitamine E, dat in kiemende zaden, vooral tarwekiemen, wordt aangetroffen, bevordert de vruchtbaarheid.
De rol die vitaminen in het vogellichaam spelen, is belangrijk. Men moet echter het belang van vitaminen niet overdrijven, door permanent in de vrees te leven, dat de vogels op de een of andere manier vitaminen tekort komen. Een uitgebreid menu van verse zaden, levend voedsel, halfrijpe onkruidzaden, vruchten, groenvoer en kiemende zaden bevat ongetwijfeld alle vitaminen die de vogel nodig heeft om een gezond leventje te leiden. Mocht er sprake zijn van een vitaminentekort, dan is dit met levertraan of met een van de tegenwoordig verkrijgbare geconcentreerde vitamine preparaten gemakkelijk en snel te
verhelpen.
Het zal niet nodig zijn hier te wijzen op de noodzaak van vers drinkwater. Het vogellichaam is immers voor een groot gedeelte uit water opgebouwd; zo bestaan de spieren voor ongeveer 75 procent uit water. Water is bovendien noodzakelijk voor de uitscheiding en voor het ei. Drinkwater moet daarom steeds ter beschikking staan van de vogels en natuurlijk moet dit drinkwater op geregelde tijden, dagelijks of nog vaker, worden ververst. Onzuiver drinkwater kan de bron vormen voor vele ziekten en ingewandsstoornis. Het kan de besmettingsbron vormen van ziekte voor gezonde vogels. Het drinkbakje moet bij voorkeur van glas of porselein zijn, omdat het dan gemakkelijk kan worden gereinigd en het moet zo zijn geconstrueerd en geplaatst, dat de kans op verontreiniging zo klein mogelijk is. Vooral in de winter moet men erop letten, dat er drinkwater aanwezig is; bij vriesweer moet men enkele malen daags voor vers drinkwater zorgen. Het gewone kraanwater bevat, zeker in de steden, fluor tegen tandsteen bij de mens en soms ook chloor als antisepticum. Schadelijke invloed hiervan op vogels is nooit officieel vastgesteld en waarschijnlijk ook nog nooit serieus onderzocht. Bekend is echter, dat het gewone kraanwater voor aquariumvissen schadelijk en zelfs dodelijk is. Men kan nu wel opmerken, dat water voor een vis nog iets anders betekent dan voor een vogel, maar daarmee is nog niet bewezen, dat kraanwater met fluor of chloor persé onschadelijk is voor kooivogels. En dan denken we vooral aan jonge vogels en wel speciaal aan jonge nestvlieders als fazanten, patrijzen en kwartels, die het drinkwater zelf rechtstreeks opnemen.
Het is daarom aan te bevelen aan vogels in het algemeen en aan jonge nestvlieders in het bijzonder, bronwater of regenwater te geven. Het laatste kan men opvangen in een regenton of een andere vergaarbak en het dan voor het gebruik nog zuiveren door het door een dicht geweven doek te filtreren.
250gr rode dari, 500gr paddy, 500gr gepelde haver, 250gr witzaad, 125gr raapzaad, 125gr negerzaad, 1000gr kat-jang idjoe, 750gr hennep, 250gr witte dari, 1000gr tarwe,
500gr saffloor,250 gr boekweit, 250gr witte millet, 500gr witte zonnebloem-pitten, 250gr linzen, 1000gr witte, bruine en andere bonensoorten. Buiten de broedperiode de katjang idjoe verminderen tot 500 gram en de hennep tot 250 gram.
Dit kiemzaad 1x per week verstrekken, eventueel gemengd door het eivoer. Wanneer je gaat broeden bouw je het geven van kiemzaad langzaam op en zodra de jongen er zijn wordt er elke dag kiemzaad gegeven. Wanneer de jongen volgroeid zijn bouw je dit weer af tot 1x per week Tevens verstrek ik onkruidzaad zolang de natuur mij dit verschaft.