Index
- Het voorkomen van ziekten
- De zieke vogel
- Het ziekenkooitje
- Reden tot groot alarm
- De eerste behandeling
Het voorkomen van ziekten
Statistisch is uitgerekend, dat het jaarlijkse sterftecijfer van grotere vogels als houtduiven, meeuwen, spechten, kraaien enz. in de natuur varieert tussen vijf en dertig en vijf en veertig procent. Bij de kleinere zangvogeltjes ligt dit cijfer tussen veertig en zestig procent. In de volière staan de zaken er anders voor. Schommelingen in de vogelpopulatie in de natuur als gevolg van een extra koude winter, een koud en nat voorjaar, voedselgebrek enz. komen in een volière niet of veel minder voor. De vogels worden er beschut en gekoesterd, beschermd tegen vijanden en voorzien van alles wat hun hartje maar begeren kan. Voor de volièrevogel bestaat er geen schaarste en het is dan ook geen wonder, dat de volièrebezitter op heel wat gunstiger sterftecijfers wijzen kan. Statistisch zijn deze cijfers nog nooit onderzocht, maar ze zijn in ieder geval heel wat gunstiger dan in de vrije natuur en de vogelliefhebber kan er dus terecht trots op zijn. Dit wil echter niet zeggen, dat hij dus ook maar tevreden moet zijn. Hij is immers liefhebber van vogels en dat houdt in, dat hij ernaar streven zal, dit sterftecijfer nog te verlagen. Dat betekent, dat hij zieke vogels dus met alle middelen waarover hij beschikt zal trachten te genezen, ook al doet hij daarbij al spoedig de ontdekking, dat hij daarmee aan een moeilijke en vaak weinig voldoening gevende taak is begonnen. Vogels genezen is moeilijk; een juiste diagnose stellen is nog moeilijker en vaak tast men wat de aard van de ziekte bij vogels betreft, in de mist. DAAROM IS HET VOORKOMEN VAN ZIEKTEN BIJ VOGELS ZO BELANGRIJK!
Helaas kan zelfs de beste verzorging niet alle vogelziekten voorkomen. Ook in de vogelwereld kent men bacillen en virussen; ook gezonde vogels kunnen kou vatten of besmet worden met parasieten of ziektekiemen. Kortom, ook de vogels zijn onderworpen aan de wetten van ziekte en gezondheid, leven en dood die voor alle levende wezens gelden. Het is voor een vogelliefhebber belangrijk te weten, hoe een gezonde vogel eruit ziet, want in dat geval kan hij afwijkingen onmiddellijk constateren en maatregelen nemen. Ervaring speelt daarbij een belangrijke rol. Vogelliefhebbers worden niet gemaakt maar geboren, vogelkenner wordt men pas na langjarige ervaring.
De zieke vogel
Zodra een vogel ziek wordt is het gedaan met zijn keurig verenpakje, met zijn zang, met zijn activiteit, met zijn felle oogopslag. De veren zetten uit, de vogel zit stil en slaapt veel, verliest een gedeelte van zijn schuwheid en brengt vaak veel meer tijd dan normaal aan de zaadbak door. Hij verliest de interesse in zijn omgeving, hij wordt lichter van gewicht, verliest de glans op zijn veren en het oog wordt dof. De ervaren vogelkweker ziet met één oogopslag, dat er iets aan hapert. En omdat hij direct ziet dat er iets mis gaat, staat hij er gunstiger voor dan de niet ervaren liefhebber, die pas later en meestal té laat ontdekt, dat de vogel niet in orde is. Daarom is het voor de liefhebber zo noodzakelijk, dat hij dagelijks zijn vogels nauwlettend gadeslaat. Geen enkele vogel mag hij daarbij over het hoofd zien en hij leert dan direct afwijkingen in het uiterlijk of in het normale gedragspatroon onderscheiden. Bij die dagelijkse controle mag nooit vergeten worden op de mest te letten. Bij vrijwel alle zaadetende vogels bestaat deze mest uit een grijswitte substantie, die niet te dun mag zijn. Dunne, kleurloze of afwijkend gekleurde mest wijst op de mogelijkheid van ingewandsstoringen of andere ziekten. Bij vruchten en insecteneters mag de mest gerust wat dunner zijn; ook daarbij speelt ervaring een rol en men leert op den duur van zijn vogels zien, of er aan de mest en daarmee aan de gezondheid iets hapert. Vertoont een vogel nu ziekteverschijnselen, dan moet men ONMIDDELLIJK ingrijpen. Wacht nooit af totdat de ziekteverschijnselen erger of duidelijker worden en denk nooit: het is vanzelf gekomen en het zal vanzelf wel weggaan. Ziekten komen niet „vanzelf” en ze gaan ook niet „vanzelf” weg. Grijpt men niet in, dan bestaat er alle kans dat de ziekte snel verergert en dat korte tijd nadien de beste maatregelen niet meer baten. Wat doet men nu met zo’n zieke vogel? Natuurlijk probeert men eerst de aard van de ziekte te leren kennen door een nauwkeurig en systematisch onderzoek. Met andere woorden, men tracht de diagnose te stellen. Er hoeft hier niet te worden benadrukt, hoe moeilijk het stellen van een juiste diagnose kan zijn. De vogelliefhebber is geen dierenarts, dus hij is er niet voor opgeleid om vogelziekten te genezen. Zelfs een kenner heeft in vele gevallen moeite met het vaststellen van de aard van de ziekte en ook de dierenarts kan dat niet op het eerste gezicht. Vaak is er een secuur en deskundig onderzoek nodig, voordat met zekerheid kan worden vastgesteld, aan welke kwaal de vogel lijdt. Soms echter zijn de symptomen duidelijk, vooral als het ziekten betreft, waarmee de vogelliefhebber al eerder te maken had. Soms zal hij kans zien aan de hand van de beschrijving van een bepaalde ziekte te ontdekken, waaraan het hapert of zal hij kans zien de richting te vinden, waarin hij verder zoeken moet. Maar soms ook tast hij in het duister en moet hij, min of meer op goed geluk, maatregelen nemen om de zieke vogel te genezen. Maar in alle gevallen is het steeds de moeite waard om althans te proberen de vogel te genezen of van de dood te redden. Zelfs het goedkoopste vogeltje heeft het leven lief en een vogelliefhebber die er niet alles voor over heeft om het leven van een van zijn vogels te behouden, kan beter plaatjes gaan verzamelen. Men leert al doende en wie de nodige voorzichtigheid betracht bij het gebruik van geneesmiddelen, zal nooit veel brokken maken. Integendeel, hij zal het genoegen smaken in vele gevallen een vogel die ten dode opgeschreven leek, weer in zijn volière los te kunnen laten. We hebben de vogel die ziekteverschijnselen vertoont voorzichtig uit de kooi of volière gevangen en we gaan hem nu aan een minutieus onderzoek onderwerpen. Blaas de veertjes rondom de cloaca eens uiteen. Is de omgeving rondom de cloaca vochtig en plakkerig, dan wijst dit in de richting van een voedingsstoornis of een bacillaire ziekte. In vele gevallen is dan de huid rondom de cloaca en op de buik rood en vurig. Voel eens aan het borstbeen. Is dat schep als een mes en zijn de spieren links en rechts ervan mager en slap, dan duidt dat praktisch steeds erop, dat de gezondheid van de vogel te wensen overlaat. Natte neusgaten en een moeilijke, piepende ademhaling wijzen op verkoudheidsziekten en een happend bekje kan wijzen op aspergillosis of pokken. In het laatste geval zijn de beruchte pokken veelal op pootjes of bij de ogen te vinden. Bekijk de ogen, die soms een ontstoken rand vertonen. Voel voorzichtig of pootjes en vleugels nog in orde zijn; kijk onder de vleugels, blaas daar de veren opzij en zie scherp toe, desnoods met een vergrootglas, of er ongedierte te ontdekken is. Zoek het lichaam af naar wonden of tumors (gezwellen). Is de vogel een pop, tast dan voorzichtig het onderlijf af, want misschien is er sprake van legnood. Vraag U vervolgens af, of er nog iets anders aan haperen kan. Is de voeding goed geweest? Is er een tekort aan eiwit, aan vitaminen, aan kalk? Was het drinkwater zo vuil, dat de mogelijkheid bestaat, dat de vogel van dit water ziek is geworden? Heeft de vogel kou gevat door op de tocht te zitten of is er een plotseling groot temperatuursverschil opgetreden? Kan er sprake zijn van vergiftiging door bedorven voedsel? Kortom, let op iedere mogelijke oorzaak en tracht ieder symptoom te ontdekken. Is men op het juiste spoor, dan is het immers veel gemakkelijker de juiste geneeswijze te vinden. Na dit onderzoek zet men de vogel op een warm plekje apart, bij voorkeur in een speciaal ziekenkooitje. Heeft men zo’n ziekenkooitje niet, dan is een kleine kooi ook geschikt. We dekken deze kooi met een doek af en laten alleen aan de voorzijde een kleine opening vrij. De vogel zit dan rustig en als de zon schijnt draait men de kooi zo, dat het zonnetje naar binnen schijnt. Extra warmte toevoegen door middel van een electrische lamp is zeer aan te bevelen. Men kan de vogel in dit ziekenkooitje op z’n gemak observeren en daarbij letten op ziekteverschijnselen, die men bij het eerste onderzoek misschien over het hoofd heeft gezien. Men kan dan ook de mest nauwkeurig bekijken en men heeft de zekerheid, dat de zieke vogel zijn maats in de volière in geen geval meer kan aansteken.
Het ziekenkooitje
Zieke mensen worden in bed gestopt. Met zieke vogels kan men dat niet doen, maar wel kan men ze een verwarmde ruimte geven die het ziekbed moet vervangen. Zo’n verwarmde ruimte is het ziekenkooitje, dat we aan de bezitters van vogels niet genoeg kunnen aanbevelen. Het ziekenkooitje dat een glazen voorfront heeft, laat een nauwlettend bestuderen van de zieke vogel toe. Men kan de temperatuur opvoeren, zo hoog als men nodig acht en men kan de vogel speciaal voedsel en eventueel geneesmiddelen geven. De vogel komt in het ziekenkooitje volkomen tot rust; bij minder ernstige gevallen en als men er snel bij is, is een verblijf in het kooitje vaak al zo heilzaam, dat genezing volgt zonder dat men verdere maatregelen behoeft te nemen. Het kooitje is bestemd voor kleine volièrevogels tot merelgrootte. Voor grotere vogels moet het dus wat groter worden genomen. Aanvankelijk houdt men in het ziekenkooitje een temperatuur aan tussen 90 en 95 graden Fahrenheit. Men hangt daarvoor een thermometer in het kooitje. Dreigt de temperatuur al te hoog te worden, dan kan men een der lampen uitschakelen of de temperatuur doen dalen door meer te ventileren. Aan de onderzijde van het ziekenkooitje bevinden zich openingen waardoor verse koude lucht binnenkomt. Deze lucht wordt door de lampen verwarmd, stijgt op en verlaat het kooitje dan door de ventilatie openingen bovenin.
Bedenk dat een zieke vogel ook verse lucht nodig heeft. Vandaar dat men boven en onder steeds minstens één ventilatie opening geopend moet laten.
In het ziekenkooitje krijgt de vogel het normale voedsel waaraan hij gewend was en men let op, of hij daar ook van eet.
Gaat de vogel weer normaal eten, dan is het meestal niet nodig geneesmiddelen te verstrekken, warmte en rust hebben in lichte gevallen vaak een verrassend resultaat. Knapt de vogel op, dan vermindert men langzaam de warmte en na enkele dagen schakelt men de lampen helemaal uit en kan men enige tijd later de vogel weer in zijn oude omgeving terugbrengen. Men kan een ziekenkooitje gemakkelijk zelf maken; het zal in de praktijk zeer nuttig blijken.Reden tot groot alarm
Als kort na elkaar vele vogels ziek worden en sterven, is er met recht reden tot groot alarm. Soms kunnen ziekten van volièrevogels een ware ramp voor de liefhebbers betekenen. Er zijn ziekten die in korte tijd de inwoners van een volière kunnen decimeren of zelfs vrijwel uitroeien. Kanarieliefhebbers kennen de beruchte hapziekte of kanariepokken, parkietenliefhebbers vrezen de ornithosis, fazantenen kwartelkwekers de „blackhead”. Pseudo-vogelpest, coccidiose of kruipersziekte kunnen het genoegen dat men aan zijn vogels beleeft, grondig en snel bederven. Is er sprake van een ziekte die als een epidemie om zich heen grijpt, dan is het zaak direct en grondig in te grijpen. Dat wil zeggen, men isoleert onmiddellijk alle vogels met ziekteverschijnselen, zet de niet aangetaste vogels in een andere kooi en desinfecteert de volière grondig. Weet men niet met welke ziekte men te doen heeft, dan doet men er, zeker als het een waardevolle collectie betreft, verstandig aan, de hulp van een dierenarts in te roepen. Wellicht slaagt men er met zijn hulp in, nog wat kostbare exemplaren te behouden. Van belang kan ook zijn een onderzoek, dat op sommige plaatsen door de keuringsarts van het gemeentelijk abattoir geschiedt of dat men kan laten verrichten in het Centraal Diergeneeskundig Laboratorium te Rotterdam, de vroegere Rijksseruminrichting. Men kan ook trachten zelf de doodsoorzaak vast te stellen, maar dat is voor een leek geen sinecure. Men dient daarvoor op de eerste plaats een vrij goed inzicht te hebben in de ligging en het normale uiterlijk van de inwendige organen van een vogel. Wie er lust in heeft, kan daarvoor eens „oefenen” op een geslachte, gezonde kip, waarvan men de organen en hun ligging en uiterlijk goed bekijkt. Een vergelijking met de organen van een gestorven volièrevogel brengt dan soms aan het licht, dat de darmen afwijkingen vertonen of de lever vergroot is of verkleurd en hierin kan dan een aanwijzing worden gevonden over de ziekte. Lang niet altijd is het echter voor de leek mogelijk, op deze wijze de doodsoorzaak vast te stellen. Ook de dierenarts kan dat vaak niet zonder speciaal laboratorium onderzoek Het zgn. post -mortem (na de dood) onderzoek moet natuurlijk zo spoedig mogelijk na de dood van de vogel plaatshebben. Het is nog beter als men met een zwaar zieke vogel naar de dierenarts gaat. Hij kan de vogel dan pijnloos uit zijn lijden helpen en het onderzoek onmiddellijk verrichten. Wil men de vogel laten onderzoeken en is dat onderzoek niet direct mogelijk of moet de vogel eerst worden verzonden, dan kan men de dode vogel het beste eerst in een oplossing van 10 procent formaline en negentig procent water leggen, na met een schaar de buikholte te hebben opengeknipt. In dit mengsel laat men de vogel minstens zes dagen liggen. Dan wikkelt men de dode vogel in een doek die in formaline is gedenkt, doet er een plastic zak omheen en pakt het geheel in een doosje voor de verzending. Dit geldt echter alleen, als er geen bacteriologisch onderzoek hoeft te geschieden. Bij een met formaline behandelde dode vogel is dit bacteriologisch onderzoek namelijk niet meer mogelijk. We zeiden al, dat bij een vermoeden van ziekte de vogels onmiddellijk apart moeten worden gezet. Vooral bij ernstige ziekten of als meerdere vogels tegelijk ziekteverschijnselen vertonen, mag men daar zelfs geen half uur mee wachten. Let daarna goed op de gezonde vogels, want zodra daar ook ziekteverschijnselen bij worden waargenomen, moeten ze eveneens van de anderen gescheiden worden. Dan alleen bestaat de kans, dat men nog enkele vogels redden kan. Laat de gezonde vogels in een ruime, schone kooi en ontsmet alle kooien, waarin zieke vogels hebben gezeten, met een vier procent lysol-oplossing. Ook kan men de kooien uitwassen met een vijf procent oplossing van carbolzuur en er daarbij voor zorgen, ook de naden goed te raken. Ontsmette kooien mogen niet worden gebruikt, voordat ze goed droog zijn. Rest nog de vraag, wat te doen met een zwaar zieke vogel, die niet meer te redden is. Er is onder liefhebbers vaak gediscussieerd over de vraag of het aan te bevelen is een zieke vogel snel uit zijn lijden te helpen, of dat het barmhartiger is, de vogel op zijn eigen wijze te laten sterven Het antwoord is voor velen niet gemakkelijk en er valt over te twisten, in welke mate een stervende vogel lijdt. Hoe wordt een vogel pijn gewaar? oe dan ook, het snel en pijnloos doden van een stervende of zwaargewonde vogel kan nauwelijks bezwaren opleveren. Men kan de kop met een scherp mes afsnijden of met een snelle ruk de nek breken. In beide gevallen is de vogel ogenblikkelijk dood. Er zijn misschien methoden die humaner lijken, maar ze zijn in vele gevallen niet zo afdoende.
De eerste behandeling
De eerste behandeling die een zieke vogel dient te ondergaan dient, zoals we hebben gezien, onmiddellijk na het ontdekken van de ziekte te geschieden. Hij wordt in een ziekenkooitje of op een tochtvrij plaatsje zo warm mogelijk gezet, omdat warmte en rust in alle gevallen de genezingskansen vergroten. Het is in dit stadium niet noodzakelijk en vaak zelfs ongewenst om met geneesmiddelen te beginnen. Geef de natuur de gelegenheid, geholpen door rust en warmte, de ziekte te genezen. Ziet men na een dag de vogel weer eten en verliest hij zijn zieke uiterlijk, dan is het herstel meestal slechts een kwestie van enkele dagen. Geneest de vogel echter niet en toont hij ook geen verbetering, dan kan men om te beginnen de vogel met een druppelaar die men voor een dubbeltje bij iedere apotheker krijgen kan een paar druppels van een mengsel, bestaande uit een theelepeltje water met een druppel of vier jenever of brandewijn in de bek druppelen. Gaat de vogel weer eten, dan zorgt men voor wat zacht voedsel, een stukje in melk geweekt oud brood, kanarie-eivoer, geweekte havermout of kanarie-krachtvoer, omdat de door ziekte verzwakte vogel vaak moeilijk het zaad kan pellen. Men voegt daarna wat maanzaad of negerzaad bij dit zachte voer en schakelt dan weer langzaam over op zijn gewone menu. Eet de vogel weer goed, dan is het pleit gewonnen. Met medicijnen begint men pas als de bovengenoemde middelen falen en als er aanwijzingen zijn die op een bepaalde ziekte wijzen. Hoe deze medicijnen worden toegediend, hangt van de aard van de ziekte en van de aard van de medicijnen af. Is een medicijn oplosbaar in water, dan kan men het door het drinkwater mengen of het, met water gemengd, in de bek van een zieke vogel druppelen. Poedervormige medicijnen en vettige medicijnen die niet in water oplosbaar zijn geeft men door het zaad gemengd of gestrooid of gedruppeld op het zachtvoer. Zo kan men levertraan, levertraanemulsies of bepaalde vitaminen gemakkelijk toedienen door ze met het zachtvoer bijv. een stukje wittebrood te vermengen. EXPERIMENTEER NOOIT MET MEDICIJNEN DIE U NIET KENT Als Uzelf door een geneesmiddel genezen bent, wil dat nog niet zeggen, dat dit middel ook bij een vogel helpt. Dieren verdragen soms stoffen die een mens het leven zouden kosten maar een onschuldig geneesmiddel voor een mens kan voor een vogel dodelijk zijn. Vele vogels verdragen bijvoorbeeld aspirine zeer slecht. Wat vogelliefhebbers in sommige gevallen goedbedoeld maar onwetend aan hun zieke vogels te slikken geven, grenst aan het ongelooflijke. Een fout die bij het toedienen van geneesmiddelen vaak gemaakt wordt, is die van de overdosering. Mensen die zelf bij het innemen van drankjes van de dokter o zo voorzichtig zijn, gaan er bij de vogels vaak van uit, dat „de eerste klap een daalder waard is”. Het gevolg is, dat ze teveel medicijnen geven of een veel te sterke oplossing. Als een mens van vijf en zeventig kilo van één aspirientje opknapt, dan is zelfs het tiende deel van een aspirientje al teveel voor een vogel die nog geen half ons weegt. Wees daarom voorzichtig bij het geven van geneesmiddelen aan vogels. Zo voorzichtig mogelijk! Voorzichtig bij de keuze van het geneesmiddel, voorzichtig bij de hoeveelheid. Geef nooit medicijnen in het wilde weg, als men niet weet wat men bestrijden wil. De kans dat men de juiste medicijnen geeft is dan praktisch uitgesloten en de kans dat men de ziekte er alleen maar erger mee maakt, is zeer reëel. We zouden slechts één uitzondering willen maken en wel voor de gevallen, waarin men niet weet van welke ziekte er sprake kan zijn. En dat is voor een mengsel van vitaminen met het een of andere breedspectrum antibioticum. In sommige gevallen is het nodig of gewenst de vogels een geneesmiddel direct in de bek toe te dienen. Met een druppelspuitje lukt dat wel, mits men geduldig en voorzichtig is. Men zuigt met het spuitje enkele druppels van het geneesmiddel op, neemt de vogel in de linkerhand en tracht dan het bekje te openen met een aangespitste lucifer, die men tussen de snavel duwt. Men druppelt dan de vloeistof in het kiertje. Het uiteinde van de druppelaar in de bek steken is gevaarlijker. De mogelijkheid is dan aanwezig, dat de vloeistof in de longen of de luchtzakken terecht komt. De ervaring heeft geleerd, dat vogels meestal reeds reageren op geneesmiddelen in zeer kleine doses en dat ze vaak anders reageren dan zoogdieren van hetzelfde gewicht. Vogelliefhebbers zullen hebben geconstateerd, dat de toediening van antibiotica aan vogels met grote omzichtigheid moet geschieden, omdat een overdosering als bijverschijnsel tijdelijke of langer durende onvruchtbaarheid van een vogel kan veroorzaken. Wie grotere vogels geneesmiddelen verstrekt, kan natuurlijk grotere doses geven, waarbij men veilig als norm kan aannemen, dat een tweemaal zwaardere vogel ook een tweemaal zo grote dosis kan worden verstrekt.
bron) C.J.Stork / Th. Vriends